Colenberg Omgevingspsychologie

LinkedIn Twitter

Autisme op de werkplek

Ongeveer 1% van de Nederlanders heeft een vorm van autisme. Als de nieuwe Participatiewet doorgaat, zal bij veel organisaties het aantal mensen met autisme op de werkvloer toenemen. Dat vraagt niet alleen om speciale begeleiding, maar ook om een passende werkplek. Dat betekent extra aandacht voor bijvoorbeeld leesbaarheid van de omgeving, prikkels en veiligheid.

Wat is autisme?

Autisme, officieel ‘Autisme Spectrum Stoornis (ASS)’ geheten, is een verzamelnaam voor verschillende gradaties van dezelfde neurologische ontwikkelingsstoornis. Van Asperger tot PDD-NOS. Autisme uit zich hoofdzakelijk in beperkingen in de sociale communicatie en in beperkte interesses en/of repetitief gedrag (criteria DSM-5).

Uit ‘Kunst aan de kant’- Ursus Wehrli

De hersenen van iemand met autisme verwerken informatie meer fragmentarisch en minder samenhangend dan normaal. Hierdoor heeft diegene vaak meer moeite met overzicht houden, iets in zijn context zien, informatie uit verschillende bronnen combineren en schakelen tussen taken. Ook hebben mensen met autisme moeite met het herkennen van andermans emoties en lichaamstaal, en met sociale wederkerigheid. En kunnen zij erg gevoelig zijn voor zintuiglijke prikkels, zoals geluid, geur en licht.

Autisme is voor het grootste deel erfelijk bepaald. De symptomen hangen af van de specifieke stoornis én van de omgeving waarin degene zich bevindt en is opgegroeid. In films en boeken wordt nogal eens het beeld geschetst van de autist als savant, met een fenomenaal geheugen of een ander speciaal talent. Maar dit geldt maar voor één op de tien autisten, en houdt geen verband met intelligentie.

Aanbevelingen werkplek

Omgevingsfactoren kunnen autistisch gedrag aanwakkeren of juist verminderen. Tegelijkertijd kan een omgeving die goed is voor autisten ook prettig zijn voor anderen met (deels) vergelijkbare behoeften. Voor een gedeelde werkomgeving geldt dat alle medewerkers er prettig moeten kunnen werken en verblijven, ongeacht eventuele lichamelijke of cognitieve beperkingen (‘inclusive design’). Daarom is diversiteit belangrijk.

De wetenschappelijke literatuur over ontwerpen voor (volwassenen) met autisme is schaars. Vooral analyses van gerealiseerde gebouwen, dus over het effect van het ontwerp in de praktijk. In het boek ‘Autism Spectrum Disorders – From Genes tot Environment’ (red. T. Wiliams, 2011) zijn de belangrijkste onderzoeken tot dan toe samengevat. Daaruit komen de volgende aanbevelingen naar voren die relevant zijn voor de inrichting van de werkomgeving.

  • Leesbaarheid en voorspelbaarheid: duidelijke entree, indeling van gebouw en werkvloer, looproutes en bewegwijzering, elementen die voor eenheid zorgen, zoals consequent gebruik van kleuren en materialen, en aandacht voor de overgang tussen verschillende ruimtes. Bijvoorbeeld het aankondigen van het type ruimte via kleurcodering, pictogrammen of foto’s. Geen overkill aan aanwijzingen, geen overbodige objecten, alles op een vaste plek.
  • Ruimte voor sociale interactie: de juiste combinatie van grote en kleine ontmoetings- of overlegruimtes, en mogelijkheden voor visuele ondersteuning van communicatie. Hou er rekening mee dat mensen met autisme meestal meer persoonlijke ruimte nodig hebben, liever in een klein (bekend) gezelschap verkeren en moeite kunnen hebben met oogcontact.
  • Prikkelarme werkplek: een akoestisch goede werkruimte waarin mensen niet snel afgeleid raken door collega’s, onverwachte geluiden of bewegende beelden van buitenaf. In het bijzonder voor autisme: geen felle kleuren, grote contrasten of drukke patronen, geen sterke (etens)geuren of trillingen, weinig geluid, voornamelijk diffuus licht, geen tl-buizen – die flikkeren en zoemen -, geen hinderlijke schaduwen en reflecties, niet te veel details, geen rommel, een gelijkmatige temperatuur en vochtigheidsgraad, etc. Een snoezelruimte kan helpen om de zintuiglijke prikkeling weer in balans te krijgen en tot rust te komen.
  • Fysiek veilige omgeving: mensen met autisme kunnen soms agressief reageren op onbehagen en onbegrip. De omgeving moet daarom tegen een stootje kunnen: robuust, en waar nodig vastgezet. Een ander punt voor de veiligheid is dat autisme soms gepaard gaat met verminderd pijngevoel. Dit vraag om extra bescherming tegen ongelukken door bijvoorbeeld te heet kraanwater.

Boven alles is een passende werkomgeving een kwestie van maatwerk. Bespreek daarom met de betreffende personen wat zij handig en prettig vinden, wat zij nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen. Gebruik de literatuur als vertrekpunt en als aanvulling op wat medewerkers zelf niet kunnen of willen aangeven.

Bronnen

  1. Trimbosinstituut, Nederlandse Vereniging voor Autisme,
  2. Autism Research Institute, ‘Autism and the built environment’ – Sánchez, Vázquez & Serrano (2011)
  3. Kenniscentrum CrossOver

 

26 mei 2014